maandag 27 september 2010

WC 1, Reflectie op het college


Tijdens het eerste werkcollege werd uitgelegd hoe de cursus in elkaar steekt en wat er precies van studenten wordt verwacht. Duidelijk werd dat ‘het debat’ (wat houdt het in, hoe voer je het etc.) in de komende werkcolleges in etappes zal worden behandeld. In dit  eerste college waren de ‘groundrules van een goed debat’ aan de beurt. Besproken werd wat een debat nou precies tot een goed of juist een slecht debat maakt.

Van tevoren had ik dit gesprek voorbereid door een (in mijn ogen) goed en een slecht debat uit te kiezen en te beschrijven wat ik er dan precies zo goed of slecht aan vond. Door dit te doen had ik al persoonlijke groundrules van goed debat geformuleerd. Hierin beschreef ik bijvoorbeeld de belangrijke rol van de voorzitter van het debat:  deze moet ervoor zorgen dat de debatteerteers dicht bij het onderwerp blijven, hen corrigeren indien nodig, hen de tijd geven om hun standpunt duidelijk te maken en goede vragen stellen wanneer een debat op een dood spoor dreigt te belanden.

Deze door mijzelf geformuleerde regels bleken aan te sluiten bij de groundrules die werden besproken in het college; ze kwamen overeen met regel 4, 5, 6 en 8. Mijn opsomming bleek echter niet toereikend te zijn en kon nog aangevuld worden met zaken als: de voorzitter dient neutraal te zijn (regel 3), de stelling moet controversieel zijn (regel 1), de deelnemers dienen een bron te vermelden wanneer zij een feitelijke uitspraak doen (regel 10). Deze regels waren me eigenlijk niet vreemd en ze riepen bij mij een soort ‘o-ja!’-reactie op. Ik besefte dat ik in feite wel weet waaraan ik een goed of slecht debat kan herkennen, maar dat ik het lastig vind om het sec te bedenken. De handout met daarop alle groundrules zal mij deze cursus daarom vast nog vaak goed van pas komen.

maandag 20 september 2010

WC 1, Ground Rules van een goed debat



Als voorbeeld van een goed debat wil ik het Lijsttrekkers debat in het koninklijk theater Carré op 26 mei jl. noemen. Dit debat kwam op mij ordelijk en overzichtelijk over.Allereerst vond ik het een goed debat omdat de opzet goed was verzorgd. Men had van tevoren goed had nagedacht over onder andere de spreektijd en er waren duidelijke thema’s geformuleerd. Dit zorgt voor orde in het debat. Ten tweede kregen de deelnemers voldoende tijd om hun standpunt duidelijk te maken. Dit zorgt ervoor dat er diepgang mogelijk is in het debat dat volgt op de beginronde (waarin de beide standpunten worden neergezet). Ten derde, met specifieke betrekking op het doel van dit debat, was het goed dat de partijen een ‘voor’, ‘tegen’ of ‘neutrale’ stem moesten uitbrengen na hun openingsbetoog. Dit zorgde ervoor dat het voor de kijker extra duidelijk was hoe de verschillende partijen tegen de zaken aankeken. Hier konden dan later in het debat ook geen misverstanden over bestaan. De voorzitter speelde in dit debat ook een belangrijke rol. Hij hield orde en zorgde ervoor dat men elkaar liet uitpraten. Ten slotte ontstond er tussen de debatdeelnemers helaas geen optimale interactie, maar inhoudelijk was het voor de kijker een zeer informatief debat. En in dit geval was het doel van het debat niet 'perfect debatteren', maar de kijker informeren.

Om bovenstaande positieve kenmerken te waarborgen, moeten er een aantal zaken in acht worden genomen. Ten eerste moet de debatleider voordat het debat begint de regels duidelijk hebben uitgelegd aan de deelnemers. Tijdens het debat moet hij er op toezien dat deze regels worden nageleefd. Ten tweede moeten de beide partijen in het debat de ruimte krijgen om hun standpunt te verdedigen. Het is gebruikelijk om hiervoor een aparte ronde te creëren aan het begin van heb debat. De partijen kunnen dan zonder onderbroken te worden door de ander duidelijk maken waar ze voor staan. Ten derde moet de debatleider goed beseffen hoe belangrijk zijn aandeel in het debat is. Als hij niet goed in de gaten houdt of men wel bij het onderwerp blijft en de regels naleeft, kan er een chaos ontstaan.

Als voorbeeld van een (mijns inziens) overwegend slecht debat wil ik het grote RTL lijsttrekkers debat van 23 mei jl. noemen. Ter illustratie gebruik ik het fragment waarin Job Cohen en Geert Wilders tegenover elkaar staan.

Wat mij ten eerste opviel in het debat is het gebrek aan beleefdheid van Geert Wilders tegenover Job Cohen. Wilders valt Cohen voortdurend in de rede. Ten tweede gebruikte Wilders vaak een argumentum ad homine: hij valt zijn tegenstander voortdurend persoonlijk aan. Zo heeft hij het bijvoorbeeld telkens over het burgermeesterschap van Cohen (verleden) en niet over de partij waar Cohen nu lijsttrekker van is (heden). Ten derde komen ze beide nogal geagiteerd over door hun gehaaste manier van praten en het maken van wilde handgebaren; ze wijzen meer dan eens op een agressieve manier naar de ander wanneer ze een punt maken.

Om bovenstaan euvel te voorkomen, moet ten eerste de debatleider beter toezicht houden. Mogelijk is om in te stellen dat de deelnemers het woord moeten krijgen van de debatleider of om een sanctie op interrumperen in te stellen. Ten tweede kunnen de persoonlijke aanvallen van een deelnemer ongeldig worden verklaard door de debatleider. Hij kan de gebruiker ervan onderbreken, om hem/haar de mond te snoeren. Van te voren moet worden vastgesteld wat het exacte onderwerp is, wat kan voorkomen dat men verzandt in persoonlijke aanvallen. Het feit dat het een debat is van RTL4 verklaart wel waarom de maatregel van het onderbreken door de debatleider (bijna) niet werd genomen; felle aanvallen leveren nu eenmaal ‘sappige televisie’ op. Ten derde is ‘geagiteerd zijn’ in een debat een kwestie van persoonlijke debatteerstijl. Het is verstandig en beleefd om in een debat beleefd te blijven en het standpunt van de ander te respecteren, maar het kan ook zijn dat iemand als Wilders met opzet agressief debatteert om ‘het Nederlandse volk’ duidelijk te maken dat de zaak hem aan het hart gaat. Het is dus lastig om te bedenken hoe dit voorkomen zou kunnen worden; wellicht is dit niet eens mogelijk.



Bronnen:

Carrédebat lijsttrekkersdebat:
http://www.rtl.nl/components/actueel/rtlnieuws/2010/05_mei/26/verkiezingen/carre-debat-live-lijsttrekkers.xml, laatst bezocht op 20 september 2010.


RTL Premiersdebat: Geert Wilders - Job Cohen,
http://www.youtube.com/watch?v=x4uwIFuIKlA, laatst bezocht op 20 september 2010.

WC 1, stelling actueel topic - Facebook helpt inbrekers


Het CDA wil dat de persoonlijke gegevens van gebruikers van sociale netwerksites beter worden beschermd. De standaardinstelling is dat een profiel open is voor derden. Gebruikers moeten er zelf bewust voor kiezen om hun profiel af te schermen. De oprichter van de netwerksite, Mark Zuckerberg, vindt de kritiek op het gebrek aan privacy overdreven.

Stelling:
Facebook is verantwoordelijk voor het beschermen van de privacy van leden.
 Als standaardinstelling moeten gegevens privé zijn.

Want:
- Er zijn erg veel (iets oudere) gebruikers die niet zijn opgegroeid met internet en die niet in de gaten hebben hoe eenvoudig onbekenden aan hun gegevens kunnen komen.

- Deze ‘onwetende’ gebruikers kunnen onbewust informatie prijsgeven die niet in verkeerde handen zou mogen vallen. Denk hierbij aan adressen, data van vakanties etc. Mensen met kwaad in de zin (bijvoorbeeld inbrekers) kunnen hier erg veel baat bij hebben. Het kan ook zijn dat potentiële werkgevers informatie vinden over dingen die in het verleden zijn gebeurd (en die waarschijnlijk al helemaal niet meer relevant zijn) en daarom de desbetreffende persoon niet meer aannemen.

- De personen die graag willen dat hun gegevens eenvoudig te vinden zijn, kunnen hier voor kiezen. Dit zijn vaak ook mensen die meer ervaring hebben met internet en zich bewust zijn van de mogelijkheden. Denk hierbij aan de jonge studenten die voor hun studie naar het buitenland gaan en facebook vooral hebben om contact te kunnen onderhouden met hun buitenlandse vrienden.

Conclusie
Het privé of openbaar maken van gegevens beide moet kunnen. Maar het belangrijkste punt in deze kwestie is dat gegevens eigenlijk nooit TE privé kunnen zijn en wel TE openbaar. Daarom lijkt het mij verstandig dat de default instelling ‘privé’ wordt. 

WC 1, Filmanalyse ‘12 Angry Men’ (1957) - Lichaamstaal in een debat



Voor de analyse van de rol van lichaamstaal in een discussie heb ik gekozen voor het personage van jurylid nummer acht, gespeeld door Henry Fonda. Dit jurylid is er als eerste (en in eerste instantie ook als enige) van overtuigd dat de beklaagde in de rechtszaak ‘onschuldig’ is. Hierdoor is de jury niet unaniem in hun oordeel en moet er gediscussieerd worden om uiteindelijk wel unanimiteit te bereiken, omdat dit een voorwaarde is om het oordeel aan de rechter te mogen presenteren.

In de discussie die ontstaat, valt het achtste jurylid erg op; niet alleen door zijn afwijkende oordeel, maar ook door zijn afwijkende discussieerstijl. Hij blijft bijvoorbeeld erg kalm tijdens het presenteren van zijn standpunt en hij vind het niet meer dan normaal dat de jury de tijd zou nemen om de zaak grondig te bespreken. Het merendeel van de jury reageert echter verhit, omdat ze het hoogst irritant vinden dat ze nu niet snel naar huis kunnen, aangezien het ernaar uitziet dat het juryberaad meer tijd in beslag zal gaan nemen dan ze hadden gehoopt. Het einde van het verhaal is dat nummer acht de rest van de jury weet te overtuigen en dat het juryoordeel uiteindelijk unaniem ‘onschuldig’ is.

Het feit dat het achtste jurylid de rest van zijn standpunt weet te overtuigen, heeft alles te maken met hoe hij zich in de discussie opstelt. Zoals gezegd blijft hij erg kalm en hij zit vrijwel de hele discussie rustig op zijn plek, terwijl een groot aantal van de overige leden hun stem verheffen (of zelfs schreeuwen), wilde handbewegingen maken en onrustig door de kamer lopen. Doordat nummer acht zo rustig blijft, straalt hij veel zelfverzekerdheid uit. Hij staat volledig achter zijn standpunt en dit lijkt de rest bijna bang te maken; bij aanvang van het juryberaad hadden ze namelijk gedacht dat iedereen meteen hetzelfde oordeel zou hebben. Het feit dat één mening afwijkt, geeft namelijk aan dat de unanieme mening van de rest niet per se juist is. Op een gegeven moment lijkt het alsof zich in de juryroom ook een rechtszaak afspeelt, met nummer acht als beklaagde. Iedereen valt hem aan om zijn afwijkende mening. Dit lijkt in eerste instantie voort te komen uit een ‘verzekerd zijn van het eigen standpunt’, maar langzaamaan wordt duidelijk dat de rest hem juist aanvalt omdat ze hopen dat zijn argumenten niet goed genoeg zijn om hen te overtuigen. Ze zijn dus blijkbaar helemaal niet zeker van hun zaak. De close-upshots in de film benadrukken het contrast tussen de rust van nummer acht en de onrust van de rest die te lezen is op hun gezichten.

Veel van de andere juryleden lijken dus onzeker te worden door de houding van nummer acht. Zij uiten dit door veel grappen te maken of juist grof taalgebruik te bezigen, een ongeïnteresseerde houding aan te nemen (denk aan weglopen, niet aankijken) en het veelvuldig aanvallen van het tegenoverstelde standpunt zonder goede argumenten en zonder dat het eigen standpunt onder de loep genomen wordt. Het feit dat jurylid nummer acht voet bij stuk houdt en argumenten blijft aanvoeren, overtuigd uiteindelijk de rest van de jury. Hij geeft hen door zijn houding het gevoel dat hij openstaat voor andere meningen, mits deze goed onderbouwd worden.

Uit deze film blijkt heel duidelijk dat lichaamstaal een belangrijke rol speelt bij een discussie, omdat het aangeeft hoe je je voelt bij het standpunt wat je verdedigt. Kalm overkomen op een discussiepartner die verhit zijn/haar mening probeert te verkopen, kan een erg intimiderend en overtuigend effect hebben. Mensen die zeker van hun zaak lijken, hebben daar immers vast ook een goede reden voor.